Metaal-WIKI
Autogeen lassen
De basis van autogeen lassen
Autogeen lassen is één van de oudste lastechnieken binnen de metaalbewerking en vormt de basis van veel thermische verbindings- en snijprocessen. In tegenstelling tot moderne elektrische lasmethoden zoals TIG of MIG/MAG, wordt bij autogeen lassen geen elektrische boog gebruikt. De benodigde warmte ontstaat door de verbranding van een gasmengsel, meestal zuurstof en acetyleen.
Hoewel autogeen lassen tegenwoordig minder wordt toegepast in seriematige productie, blijft het proces relevant voor specifieke toepassingen zoals reparatiewerk, fijn laswerk, snijden en hardsolderen. De techniek vraagt veel vakmanschap, omdat de lasser volledig zelf de warmte-inbreng en het smeltbad beheerst via de vlam.
Op deze pagina lees je wat autogeen lassen is, hoe het lasproces technisch werkt, welke apparatuur en vlaminstellingen worden gebruikt, welke materialen geschikt zijn en waar de grenzen van deze lasmethode liggen.
Wat is autogeen lassen?
Autogeen lassen is een gassmeltlasproces waarbij metalen worden verbonden door ze lokaal te verhitten met een gasvlam totdat ze smelten en een gezamenlijk smeltbad vormen. De warmtebron is geen elektriciteit, maar een gecontroleerde verbranding van een brandstofgas met zuurstof. In de praktijk gaat het vrijwel altijd om zuurstof-acetyleenlassen.
Het proces valt onder de thermische lasmethoden en wordt ook wel vlamlassen genoemd. Indien nodig wordt toevoegmateriaal gebruikt in de vorm van lasdraad of lasstaven, die handmatig in het smeltbad worden gebracht.
Kenmerkend voor autogeen lassen is dat:
- de warmte volledig door de vlam wordt geleverd
- het smeltbad open en zichtbaar is
- de lasser zelf continu warmte en toevoer regelt
Dat maakt het proces flexibel, maar ook sterk afhankelijk van ervaring en techniek.
Werking van het autogene lasproces
Bij autogeen lassen worden zuurstof en een brandbaar gas (meestal acetyleen) via een brander samengebracht en ontstoken. Door de chemische reactie tussen zuurstof en acetyleen ontstaat een zeer hete vlam met een temperatuur tot ongeveer 3150 °C. Deze vlam wordt gericht op het werkstuk totdat het metaal lokaal smelt en een lasbad vormt.
Wanneer het basismateriaal voldoende vloeibaar is, kan toevoegmateriaal worden ingebracht om de lasnaad op te bouwen. De lasser stuurt het proces volledig handmatig door de vlampositie, vlamgrootte en toevoersnelheid van het lasmateriaal te variëren.
Kort samengevat:
- warmtebron is de gasvlam
- geen elektrische boog of stroombron
- volledige thermische beheersing door de lasser
- geschikt voor lassen, snijden en solderen
Branders, gassen en vlaminstellingen
Autogeen brander en gasvoorziening
De kern van een autogene installatie is de autogeen brander. Deze mengt zuurstof en acetyleen in de juiste verhouding voordat het mengsel wordt ontstoken. Via drukregelaars, slangen en afsluiters wordt de gasstroom gecontroleerd en veilig naar de brander geleid.
Zuurstof fungeert als oxidator, terwijl acetyleen de brandstof levert. De mengverhouding bepaalt het karakter van de vlam en daarmee het lasgedrag.
Vlaminstellingen en hun invloed
Bij autogeen lassen zijn vlaminstellingen cruciaal. Ze bepalen niet alleen de temperatuur, maar ook hoe het metaal chemisch wordt beïnvloed.
Neutrale vlam
Dit is de meest gebruikte instelling bij lassen. De verhouding tussen zuurstof en acetyleen is in balans, waardoor het metaal schoon smelt zonder extra oxidatie of koolstofopname.
Oxiderende vlam
Bevat een overschot aan zuurstof. Deze vlam kan het metaal oxideren en wordt zelden gebruikt voor lassen, maar soms voor specifieke snij- of verwarmingsprocessen.
Carburerende (reducerende) vlam
Bevat een overschot aan acetyleen. Deze vlam kan koolstof aan het smeltbad toevoegen en wordt gebruikt bij specifieke toepassingen zoals hardsolderen of bepaalde koperlegeringen.
Materialen en toepassingen
Autogeen lassen is vooral geschikt voor materialen die goed reageren op gelijkmatige warmte-inbreng en relatief lage lasdiktes.
Staal (laag gelegeerd staal)
Autogeen lassen wordt toegepast bij dun plaat- en pijpwerk, reparaties en situaties waar elektrische lasapparatuur minder praktisch is.
Koper en koperlegeringen
Door de goede warmtegeleiding en controle over de vlam is autogeen lassen geschikt voor koper, messing en hardsoldeertoepassingen.
Aluminium
Aluminium kan autogeen worden gelast, maar is lastig door de oxidehuid en snelle warmteafvoer. In de praktijk wordt hiervoor vaker TIG gebruikt.
Non-ferrometalen
Voor specifieke toepassingen, vooral in onderhoud en fijn werk, blijft autogeen lassen bruikbaar.
Naast lassen wordt dezelfde apparatuur ook ingezet voor:
- autogeen snijden
- hardsolderen
- lokaal verhitten en richten
Lastechniek en verbindingen
De lastechniek bij autogeen lassen verschilt sterk van elektrische lasprocessen. Omdat de warmte-inbreng relatief groot en breed is, vraagt het proces om goede beheersing van lasrichting en snelheid. De lasnaad wordt meestal rustiger opgebouwd, met aandacht voor gelijkmatige opwarming van beide werkstukken.
Belangrijke aandachtspunten:
- beperkte maximale plaatdikte (meestal tot ca. 8 mm)
- zorgvuldige naadvoorbereiding
- beheersing van vervorming door warmte
Autogeen lassen wordt vaak toegepast bij eenvoudige lasverbindingen en reparaties, waar flexibiliteit belangrijker is dan productiesnelheid.
Veiligheid en risico’s
Werken met brandbare gassen en open vlammen brengt specifieke veiligheidsrisico’s met zich mee. Daarom is een correcte opstelling en gebruik van beveiligingen essentieel.
Belangrijke veiligheidsaspecten:
- gebruik van drukregelaars en vlamdovers
- voorkomen van vlamterugslag
- correcte opslag en vervoer van gascilinders
- dragen van lasbril en hittebestendige PBM
- controle op gaslekken
Autogeen lassen vraagt discipline en aandacht voor veiligheid, zeker in gesloten of industriële omgevingen.
Normering en procesnummer
Binnen de classificatie van EN ISO 4063 valt autogeen lassen onder procesnummer 311. Deze aanduiding wordt gebruikt in technische documentatie, lasmethodebeschrijvingen en kwaliteitsafspraken.
Wanneer kies je autogeen lassen?
Autogeen lassen is een logische keuze wanneer:
- flexibiliteit belangrijker is dan snelheid
- reparatie- of onderhoudswerk wordt uitgevoerd
- ook snijden of hardsolderen nodig is
- elektrische lasapparatuur minder geschikt is
Autogeen lassen is minder geschikt wanneer:
- hoge productiesnelheid vereist is
- dikke constructies moeten worden gelast
- maximale laskwaliteit en herhaalbaarheid nodig zijn
- vervorming strikt beperkt moet blijven
In die gevallen zijn MIG/MAG of TIG efficiëntere alternatieven.
Autogeen lassen in de praktijk bij Van Hengstum Metaal
Binnen moderne metaalbewerking wordt autogeen lassen selectief ingezet. Bij Van Hengstum Metaal wordt deze lasmethode gebruikt wanneer flexibiliteit, reparatiewerk of specifieke thermische toepassingen daarom vragen. Waar nodig wordt autogeen lassen gecombineerd met andere lastechnieken om het beste resultaat te bereiken.
Meer over onze aanpak lees je op: